Regres gesubrogeerde zorgverzekeraar

leestijd 1 minuut

Regres gesubrogeerde zorgverzekeraar

Deze bijdrage gaat over een conclusie van Advocaat- Generaal T. Hartlief. De zaak is te herleiden tot een verkeersongeval tussen een bestuurder van een auto, verzekerd bij Achmea, en een fietser. De fietser liep ernstig letsel op. Haar zorgverzekeraar, Menzis, heeft de medische kosten vergoed. Voor die kosten wil ze als gesubrogeerde verzekeraar verhaal plegen op Achmea en haar verzekerde. 

Waar gaat het over?

Het geschil draait om de vraag voor welk percentage Menzis regres kan plegen. Achmea heeft met de fietser afgesproken dat ze 75 procent van haar schade vergoedt. Menzis meent als gesubrogeerde verzekeraar recht te hebben op hetzelfde vergoedingspercentage. Volgens Achmea en haar verzekerde heeft Menzis recht op vergoeding van 50 procent van deze schade.

 

Oordeel gerechtshof

Het hof heeft, net als de rechtbank, beslist dat Menzis aanspraak heeft op vergoeding van (niet meer dan) 50 procent van haar schade. Het hof neemt als uitgangspunt dat voor de aanspraak van Menzis bepalend is tot welk vergoedingspercentage de causale verdeling en de ‘gewone’ billijkheidscorrectie als bedoeld in art. 6:101 BW leiden. Waarbij de billijkheidscorrectie voor regresnemers zoals Menzis tot een bijstelling van slechts beperkte omvang kan leiden ten opzichte van het vergoedingspercentage op basis van de causale verdeling. Tussen partijen staat vast dat de causale bijdrage van de verzekerde van Achmea aan het ongeval 25 procent bedraagt. Het hof acht een bijstelling naar 50 procent billijk. Het betoog van Menzis dat zij als gesubrogeerde verzekeraar recht heeft op meer dan 50 procent, verwerpt het hof.

Cassatieberoep Menzis

Menzis stelt cassatieberoep in, met als insteek duidelijkheid te verkrijgen over het vergoedingspercentage waarop zij als gesubrogeerde zorgverzekeraar in dit geval recht heeft. Ook met het oog op nieuwe convenantafspraken over regres door zorgverzekeraars op aansprakelijkheidsverzekeraars voor medische kosten als gevolg van een verkeersongeval. Met de hiervoor bedoelde convenantafspraken wordt gedoeld op het Convenant Regres Zorg- en Aansprakelijkheidsverzekeraars 2023 t/m 2025. Ten tijde van het onderhavige ongeval had Menzis niet ingetekend en was deze daarom niet van toepassing. Inmiddels is dat wel het geval, maar Menzis is niet tevreden over de afspraken. Hartlief kan die onvrede niet plaatsen, maar ik laat dit verder rusten, omdat dit aspect niet centraal staat in deze zaak.

Regres en standaardisering

De centrale vraag is of een gesubrogeerde zorgverzekeraar (hier: Menzis) regres kan nemen voor hetzelfde vergoedingspercentage als het verkeersslachtoffer (zelf met de aansprakelijkheidsverzekeraar is overeengekomen). Hartlief geeft in dat verband een interessante chronologische bespiegeling van de (ontwikkeling van de) rechtspraak van de HR over verkeersaansprakelijkheid in het kader van artikel 185 WVW en de 100%- en 50%-regel, die daarin zijn ontstaan. Die bespiegeling laat zich in deze bijdrage niet samenvatten, maar is zeker het lezen waard.

Hartlief maakt op dat de HR steeds heeft vastgehouden aan een onderscheid tussen de vordering van het verkeersslachtoffer zelf en een regresvordering van bijvoorbeeld een zorgverzekeraar. Hij vindt dat onderscheid dogmatisch moeilijk in te passen, omdat dit betekent dat, op basis van dezelfde feiten, onderscheid moet worden gemaakt tussen die vorderingen. Dat betekent in wezen dat, in geval van subrogatie, de verzekeraar dus niet steeds in alle rechten van de verzekerde treedt en art. 7:962 BW in feite niet onverkort geldt.

Hij vervolgt door te overwegen dat het inmiddels als vaste rechtspraak van de HR moet worden beschouwd: “dat in een art. 185 WVW-geval bij een regresvordering van bijvoorbeeld een zorgverzekeraar niet het ‘treden in de rechten van’ het verkeersslachtoffer (subrogatie) overheerst. Een regresnemende gesubrogeerde zorgverzekeraar kan zich niet beroepen op de 50%- en de 100%-regel. Regresnemers vallen terug op het ‘gewone’ – niet door toepassing van de 50%- of 100%-regel ‘gestandaardiseerde’ – regime van art. 6:101 BW. Dat regime houdt in dat de causale verdeling als uitgangspunt geldt, die vervolgens op grond van de billijkheid kan worden gecorrigeerd. De rechtspraak van Uw Raad heeft zich aldus ontwikkeld dat deze billijkheidscorrectie op dezelfde wijze kan worden toegepast als in het geval van een vordering van een verkeersslachtoffer zelf, althans wat betreft de mee te wegen omstandigheden, maar niet wat betreft de omvang van de billijkheidscorrectie. Het is dus niet zo dat bepaalde omstandigheden buiten beschouwing moeten blijven bij toepassing van de billijkheidscorrectie in regressituaties, maar het lijkt mij nog steeds wel staande rechtspraak van Uw Raad dat in regressituaties doorgaans slechts plaats is voor een in omvang beperkte bijstelling van het resultaat van de causale verdeling op grond van de billijkheid.”

Wat is dan een bijstelling van beperkte omvang? Hartlief verwijst naar een voorbeeld, waarin een fietser causaal gezien voor 85 procent had bijgedragen aan een ongeval en een bestuurder van een stadsbus voor 15 procent. In de regresverhouding zou bijstelling van de causaliteitsafweging op grond van de billijkheid volgens hem dan slechts kunnen leiden tot een verhoging van de vergoedingsplicht met 5 procent, 10 procent of wellicht nog 15 procent. Maar veel meer niet, een bijstelling van 15 procent leidt immers al tot een verdubbeling van de op de causale bijdrage gestoelde uitkomst.

Wat concludeert Hartlief?

Tegen de door hem geschetste achtergrond bespreekt Hartlief vervolgens de cassatieklachten van Menzis. Volgens Hartlief heeft het hof “volgens het boekje” een zelfstandige beoordeling gemaakt van de regresvordering van Menzis op grond van het “gewone”, niet gestandaardiseerde, regime van artikel 6:101 BW. Ze heeft daarbij de (niet ter discussie staande) causale bijdrage van de verzekerde van Achmea aan het ongeval van 25 procent tot uitgangspunt genomen en heeft vervolgens een bijstelling met 25 procent billijk geacht. Daarmee is ze op een vergoedingspercentage van 50 procent uitgekomen.

Hartlief onderschrijft het daarbij door hof toegepaste juridisch kader. Hij concludeert aan de hand van zijn bespiegeling en vervolgens een nadere bespreking van de cassatieklachten tot verwerping van het cassatieberoep. Afgewacht zal moeten worden hoe de Hoge Raad oordeelt, maar de vaste rechtspraak van de Hoge Raad en het feit dat hij niet gemakkelijk terugkomt op vroegere arresten, is een duidelijke voorbode.

Schade Advocatuur B.V.

Wij zijn een niche kantoor in aansprakelijkheidsrecht, schadevergoeding, letselschade en verzekeringen. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. En dat geeft ons focus. Elke dag weer.

Lees meer over ons