Corona en thuiswerken

leestijd 1 minuut

Corona

Dit artikel is gepubliceerd in het vaktijdschrift PIV Bulletin 2020.

De coronacrisis duurt voort en voort en daarmee voor veel mensen ook de periode van thuiswerken. 41% van de thuiswerkers heeft last van fysieke klachten, blijkt uit recent onderzoek van vakbond CNV.[1]

We verlangen weer naar de slechte koffie op het werk in plaats van een werkplek aan onze keukentafel. De gezellige collega’s in plaats van je partner of huisgenoot die de hele dag thuis is. De rust op kantoor in plaats van rondrennende kinderen. Veel werknemers kampen door hun thuiswerksituatie met nekpijn, rugklachten of schouderklachten.

Door het thuiswerken vervaagt de scheidslijn tussen zakelijk en privé. En dan nog niet gesproken over de te weinig beweging die sommigen door het thuiswerken krijgen. Werknemers komen weinig buiten en draaien meer uren achter hun computer. Vooral nu de donkere wintermaanden eraan komen heeft dit geen positief effect op ons welbevinden. Werknemers voelen zich vaker uitgeput en zelfs 8% zit tegen een burn-out aan.[2]

In deze bijdrage wil ik kort stilstaan bij de werkgeversaansprakelijkheid. Hoe ver strekt deze aansprakelijkheid voor de thuiswerksituatie? En wat als een werknemer na verloop van tijd klachten ontwikkelt, is de werkgever hiervoor aansprakelijk?

2. Zorgplicht van de werkgever in het algemeen

Tussen een werknemer en een werkgever bestaat een arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft ingevolge art. 7:658 lid 1 BW een plicht om te zorgen voor een veilige werkomgeving om te voorkomen dat een werknemer schade lijdt. Oftewel, op de werkgever rust een zorgplicht.

De werkgever dient te zorgen voor een veilige werksituatie. De zorgplicht biedt volgens vaste rechtspraak geen absolute waarborgvoor de bescherming tegen gevaar (Bayar/Wijnen).[3] Anderzijds blijkt uit de rechtspraak dat er hoge eisen worden gesteld aan de invulling en naleving van de zorgplicht vanwege de sociaaleconomische positie van de werknemer en het feit dat de werkgever zeggenschap over de werksituatie heeft (Stichting Reclassering/S ).[4]

De werkgever dient maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer schade lijdt. Wat van de werkgever mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval. Een appel op het gezonde verstand wordt steeds vaker gedaan. De invulling van de zorgplicht van de werkgever voor de gezondheid van de werknemers wordt eveneens bepaald aan de hand van geschreven normen (arbeidsomstandighedenregelgeving) en ongeschreven normen (de gezichtspunten uit het Kelderluik-arrest).[5] Relevante factoren voor de invulling van de zorgplicht van de werkgever zijn bijvoorbeeld:

  • de aard van de werkzaamheden;
  • de kenbaarheid van het risico;
  • de omvang van het risico;
  • de eventuele onoplettendheid van medewerkers;
  • de kans dat een ongeval ontstaat;
  • de bezwaarlijkheid (en gebruikelijkheid) van de te nemen veiligheidsmaatregelen.

Overtreding van publiekrechtelijke normen als werkgever

Overtreding van publiekrechtelijke normen kan van betekenis zijn voor de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever.[6] Als de werkgever voldoet aan publiekrechtelijke regelgeving (zoals arbo-normen) dan betekent dit niet automatisch dat de werkgever niet aansprakelijk kan zijn. Het is van belang of er een gevaarlijke situatie in het leven is geroepen c.q. gelaten.[7]

Een werkgever die daarentegen niet voldoet aan de gestelde regelgeving schiet niet automatisch tekort in zijn zorgplicht (RSI-arrest).[8] Zie in dit verband ook het arrest Peters/Hofkens.[9] Tijdens het verwijderen van een koffievlek is een medewerkster ten val gekomen. Volgens de medewerkster beschikte de werkgever niet over een risico-inventarisatie en evaluatie conform de Arbeidsomstandighedenregelgeving. Het nalaten van een RI&E was niet voldoende voor schending van de zorgplicht.  Kortom, voor de invulling van art. 7:658 BW is schending of juist naleving van publiekrechtelijke regelgeving niet steeds beslissend.

Thuiswerkplek

De werkgever heeft op grond van de Arbowet en het Arbobesluit verplichtingen ten aanzien van een veilige werkplek. Dat werknemers thuiswerken ontslaat de werkgever niet van zijn verplichtingen. Deze (arbo)verplichtingen gelden namelijk ook voor de werkplek in de thuissituatie (art. 1 lid 3 sub g Arbeidsomstandighedenwet).  Op de werkgever rust in beginsel de verplichting om een ergonomische thuiswerkplek te bieden (art. 1.47 lid 2 jo. art. 5.4 Arbeidsomstandighedenbesluit).

Bij een deugdelijke werkplek kan worden gedacht aan een in hoogte verstelbaar bureau, een beeldscherm, toetsenbord, muis en een deugdelijke bureaustoel. Het werken aan de keukentafel op een (gezellige) eetkamerstoel zal dan ook niet snel als een ergonomische werkplek kunnen worden bestempeld.

Vergoeding ergonomische thuiswerkplek

Sinds corona zijn steeds meer werkgevers zich doordrongen van het belang van een goede thuiswerkplek. Vooral bureaustoelen en beeldschermen worden van kantoor naar de thuiswerkplek verhuisd, zodat werknemers niet de hele dag op hun laptop hoeven te werken en daarbij een goede zithouding kunnen aannemen. Gezien de aanhoudende tijd dat werknemers voorlopig thuiswerken heeft de werkgever ook een verplichting om te zorgen voor een goede werkplek in de thuissituaties. De werkgever dient mijns inziens eventueel een vergoeding te verstrekken, zodat een werknemer thuis een ergonomische werkplek kan creëren. De vergoeding dient voldoende te zijn voor de (eventuele) aankoop van een ergonomische stoel, een in hoogte verstelbaar bureau, een beeldscherm en een toetsenbord en muis. De zorgplicht reikt mijns inziens niet enkel tot het verstrekken van deze vergoeding, maar ook door het geven van adviezen of instructies ten aanzien van de aanschaf.

Instructies omtrent werkhouding

De werkgever heeft ook verplichtingen ten aanzien van (juiste) instructies aan de werknemer omtrent een goede werkhouding achter een computer. De instructieverplichting van een werkgever zal op dit punt lager liggen dan in het geval de werkzaamheden op kantoor worden uitgevoerd, nu een werkgever in het huis van een werknemer niet kan controleren of een werknemer ook altijd een juiste houding aanneemt. Een werkgever kan zijn of haar werknemer ook niet wijzen op een verkeerde houding. Er zullen wel andere mogelijkheden bestaan voor een werkgever om te wijzen op een goede werkhouding, bijvoorbeeld door het verstrekken van instructiefilmpjes. Op deze wijze kan ook de werkgever er ook op toezien dat deze instructievideo’s worden bekeken.

In dit verband kan worden verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Maastricht d.d. 6 februari 2004.[10] In deze uitspraak oordeelde de rechtbank dat op de werkgever de verplichting rust om bij medewerkers van wie een onjuiste werk- en zithouding was geconstateerd periodiek te toetsen op die houding en aanwijzingen te geven hoe het meubilair gebruikt dient te worden.

Burn-out van de medewerker

De zorgplicht van de werkgever is niet beperkt tot het voorkomen van schade, waaronder van lichamelijk letsel, maar strekt zich ook uit tot psychisch letsel (ABN AMRO/Nieuwenhuys).[11] Er zijn geen wettelijke normen die specifiek strekken tot voorkoming van psychisch letsel.[12] In de Arbowet zijn wel algemene normen te vinden waarin is opgenomen dat de werkgever een zodanig arbeidsomstandighedenbeleid dient te voeren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de gezondheid van de werknemer. De werkgever dient de werkzaamheden zoveel als mogelijk aan te passen aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemers (art. 3 en art. 5 Arbeidsomstandighedenwet).

Wat betreft de zorgplicht van de werkgever is van belang dat het risico op een burn-out voor de werkgever kenbaar was of behoorde te zijn.[13] Oftewel, de werknemer dient tijdig en concreet aan zijn werkgever kenbaar te maken dat hij de werkdruk als te hoog ervaart. Zonder kenbaarheid van de situatie kan een werkgever geen maatregelen nemen om de werkdruk te verlichten en maatregelen te nemen met het oog op de gezondheid van de werknemer.  

Discussie over de zorgplicht, wanneer?

De zorgplicht is vooral een punt van discussie wanneer de werknemer heeft gesteld en bij betwisting heeft bewezen dat zijn of haar gezondheidsschade is ontstaan tijdens de werkzaamheden. In dat geval is de werkgever aansprakelijkheid, behoudens de door hem te voeren verweren dat (art. 7:658 lid 2 BW):

(i) hij niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht;

(ii) het condicio sine qua non-verband tussen de normschending en schade ontbreekt.

3. Schending zorgplicht, hoe dan verder?

Bij de schending van een zorgplicht zal de werkgever aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de schade van de werknemer.  Een enkele zorgplicht schending is niet voldoende voor een geslaagd beroep op art. 7:658 BW.

De werknemer zal ingevolge art. 7:658 lid 2 BW dienen te stellen – en bij betwisting aan de zijde van de werkgever te bewijzen – dat hij of zij schade heeft opgelopen in de uitoefening van de werkzaamheden. Oftewel, er dient sprake te zijn van een conditio sine qua non-verband.[14]

Bewijs van het bestaan van gezondheidsklachten

De werknemer hoeft niet te stellen en te bewijzen dat en hoe de werkgever tekortgeschoten is in zijn zorgplicht (HR 10 december 1999, NJ 2000/211 (Fransen/Pasteurziekenhuis).

Een werknemer kan zijn gezondheidsklachten veelal (eenvoudig) aantonen door medische informatie van de huisarts en/of fysiotherapeut. Belangrijker in dit verband is het bewijs van causaliteit tussen de gezondheidsklachten en het werk.  In ogenschouw dient te worden genomen dat het hier niet gaat om een klassiek arbeidsongeval.  Een klassiek arbeidsongeval is een ongeval dat te herleiden is tot een concrete gebeurtenis op het werk, zoals een ongeval met een gevaarlijke machine.[15] In zo’n geval bestaat er weinig discussie dat het letsel in causaal verband staat met de werkzaamheden.

Verband tussen de klachten en het werk

De werknemer dient conform art. 150 Rv naast de schade ook te stellen en te bewijzen dat er een verband bestaat tussen zijn of haar gezondheidsklachten en het werk (conditio sine qua non-verband). Van die bewijsopdracht is sprake als de werkgever betwistdat de klachten van de werknemer zijn veroorzaakt door het werk. Wel dient de werkgever de betwisting voldoende te motiveren. De omvang van de stelplicht en bewijslast is afhankelijk van de situatie van de werknemer. Het is voorstelbaar dat de werkgever dit gemotiveerd kan betwisten als een werknemer niet voltijd werkt en/of een druk privéleven leidt. Sommige ambitieuze werknemers volgen nog een studie naast hun werk, hetgeen op sommige momenten tot spanning kan leiden. Op het moment dat alles in het leven “soepeltjes verloopt” leidt een druk leven over het algemeen niet tot problemen. Maar wat als er problemen zijn in de thuissituatie? Familieleden die te kampen krijgen met (ernstige) gezondheidsklachten. Op een gegeven moment kan de emmer spreekwoordelijk overlopen. Gezondheidsklachten kunnen in veel gevallen (mede) zijn veroorzaakt door situaties uit de privésfeer.

Over het algemeen is het niet klip en klaar dat de gezondheidsklachten worden veroorzaakt door een slechte werkhouding of een hoge werkdruk. Om deze reden zal het niet eenvoudig zijn de vraag te beantwoorden of de gezondheidsklachten zijn ontstaan door de werkzaamheden. Het is immers mogelijk dat de nek-, rug -en schouderklachten de burn-out (mede) door andere omstandigheden worden ontwikkeld. De klachten kunnen multifactorieel zijn. Oftewel, er is sprake van een onzeker causaal verband.

Volgorde bewijsdebat bij werkgeversaansprakelijkheid 

De volgorde van het bewijsdebat wordt vermeld in art. 7:658 lid 2 BW. Opgemerkt dient te worden dat dit geen absolute volgorde betreft[16] nu in sommige gevallen (zoals bij beroepsziekten) de feiten en omstandigheden van de ziekte van belang zijn voor:
(i) het causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade en
(ii) de nakoming van de zorgplicht van de werkgever, ondanks dat er nog geen sprake is van een causaal verband tussen de beroepsziekte en de werkzaamheden.[17]

5. Onzeker causaal verband 

Een werknemer kan in sommige situaties tegemoet worden gekomen in het bewijs omtrent het onzekere causaal verband. Enerzijds met de toepassing van de zogenaamde ‘arbeidsrechtelijke’ omkeringsregel en anderzijds met toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid.[18]  In dit artikel wordt enkel de omkeringsregel besproken.

Omkeringsregel bij beroepsziekten

De Hoge Raad heeft in een aantal uitspraken een regel uiteengezet voor het bewijs van causaal verband bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen, de zogenaamde arbeidsrechtelijke omkeringsregel.[19] De rechter neemt in dat geval een vermoeden van causaal verband aan. De omkeringsregel is de meest verstrekkende methode om iemand tegemoet te komen in zijn bewijslast omtrent het conditio sine qua non-verband en vindt haar toepassing vooral bij verkeers- en veiligheidsnormen.[20] Het is in feite een “alles of niets-oplossing”.[21]

Criteria toepassing omkeringsregel

In Lansink/Ritsma formuleert de Hoge Raad de regel als volgt.[22] Als een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden en de werknemer gezondheidsschade heeft opgelopen, wordt het door de werknemer te bewijzen oorzakelijke verband tussen de werkzaamheden en die schade in beginsel aangenomen. Daarvoor is vereist dat de werkgever heeft nagelaten die maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. In Lansink/Ritsma werd bij werknemer Ritsma blaaskanker en longkanker geconstateerd als gevolg waarvan hij kwam te overlijden. De vraag was of zijn ziekte werd veroorzaakt door zijn werkzaamheden als onderhoudsschilder bij Lansink. In maart 2019 werd door het hof, na verwijzing door de Hoge Raad, geoordeeld dat het schildersbedrijf Lansink gedeeltelijk aansprakelijk is voor de gezondheidsschade als gevolg van de ziekte en het overlijden van Ritsma. Recentelijk heeft advocaat-generaal Valk zich eveneens uitgelaten over deze situatie en worden de overwegingen van het hof gevolgd.[23] Oftewel, ook advocaat-generaal Valk concludeert tot (gedeeltelijke) aansprakelijkheid van de werkgever voor de gezondheidsschade.

Hetzelfde criterium voor RSI-klachten

In SVB/Van de Wege heeft de Hoge Raad hetzelfde criterium gehanteerd voor de zogenoemde RSI klachten.[24] Uit de genoemde arresten volgt dat voor toepassing van deze regel nodig is dat de werknemer:

(i) stelt – en zo nodig bewijst – dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid; en
(ii) stelt (en zo nodig aannemelijk maakt) dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt.[25]

Het gaat hier om een feitelijk vermoeden dat de klachten door het werk zijn veroorzaakt. De Hoge Raad stelt eisen aan het criterium “kunnen zijn veroorzaakt”.[26] Het is verdedigbaar dat de omkeringsregel ziet nog steeds ziet op het ‘laatste stukje’ causaliteitsonzekerheid.[27] Het vermoeden wordt gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is omtrent de klachten en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Voor dit vermoeden is geen plaats als het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.[28] Er geldt een ondergrens.[29] De ‘drempel’ die dient te worden behaald voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel is een redelijke of aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid dat de klachten voorvloeien uit de werkzaamheden. Waar de grens van de redelijke mate van waarschijnlijkheid ligt is onduidelijk en niet in algemene termen nauwkeurig aan te geven.[30] Het hanteren van een vast percentage leidt er volgens advocaat-generaal Spier toe dat een klein verschil grote consequenties kan hebben alsmede dat deskundigen naar het gewenste resultaat toewerken.[31] Oftewel, er worden hoge eisen gesteld om een werknemer tegemoet te komen in het bewijs van het causaal verband tussen de klachten en de werkzaamheden. [32]

Voor een werknemer met gezondheidsklachten zoals nek, rug en schouderklachten en/of een burn-out als gevolg van het thuiswerken betekent dit het volgende:
(a) De werknemer zal moeten stellen en bewijzen dat de werkzaamheden op een ondeugdelijke werkplek zijn uitgeoefend. Dit kan bijvoorbeeld door het overleggen van foto’s van de werkplek en/of verklaringen van bijvoorbeeld huisgenoten; en
(b) De werknemer zal moeten stellen en aannemelijk moeten maken dat zijn of haar klachten door de werkomstandigheden kunnen zijn veroorzaakt.

Het gaat bij thuiswerken vaak om gezondheidsklachten in verband met overbelasting (burn-out) en/of het verrichten van werkzaamheden in een verkeerde werkhouding. Relevant is wat er over het algemeen bekend is over dit soort klachten en de oorzaken van dit soort klachten.[33] Bewijs van een deskundige zal in een procedure onontbeerlijk zijn.[34] Klachten zoals rugklachten zijn klachten die in het dagelijks leven veelvuldig voorkomen. Naar schatting hebben zo’n twee miljoen mensen last van rugpijn en/of nekpijn.[35] Specifieke oorzaken voor rugklachten worden bijna nooit gevonden.[36] Over het algemeen is het (zeer) moeilijk om dit soort gezondheidsklachten geheel te relateren aan de uitoefening van de werkzaamheden.  Het verband tussen de arbeidsomstandigheden en de klachten is vaak te onzeker en/of te onbepaald. Hetzelfde geldt voor een burn-out waar vaak andere factoren, zoals factoren gelegen in de privésfeer, een rol kunnen spelen. Een beroep op de omkeringsregels lijkt om deze reden vaak weinig kans van slagen te hebben.

Tot slot verwijs in het kader van een burn-out naar een recente (lagere) uitspraak van de Rechtbank Rotterdam 3 april 2020.[37]Een werknemer is werkzaam bij een internationaal bedrijf en reist vanwege zijn functie veel. Volgens de werknemer was er sprake van een hoge werkdruk en werd hij regelmatig blootgesteld aan overbelasting door overschrijding van de werktijden. Vast komt te staan dat de werknemer tien jaar voor zijn uitval te maken heeft gehad met structureel overwerk. Heeft dit geleid tot een burn-out en een definitieve uitval voor de werkzaamheden? De rechtbank benadrukt dat psychische klachten zoals een burn-out doorgaans multifactorieel van aard zijn en sterk individueel bepaald. Niet kan worden uitgesloten dat de burn-out door niet-werkgerelateerde factoren is veroorzaakt. Oftewel, het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden is te onzeker en te onbepaald, zodat voor het vermoeden van causaal verband geen plaats is.

7. Conclusie

Problematisch voor de werkgever is de zorgplicht die op hem rust ten aanzien van de thuiswerkplek, problematisch voor de werknemer is het aantonen van een causaal verband tussen de thuiswerkplek en gezondheidsklachten. Vooral bij klachten van overbelasting is het lastig om het causaal verband tussen de gezondheidsklachten en het werk vast te stellen. Een vordering op grond van art. 7:658 BW snel strandt snel vanwege het onzekere causale verband. Bewijsverlichting door toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel biedt niet snel perspectief, nu (terecht) forse eisen worden gesteld aan de toepassing van deze regel. Met de donkere wintermaanden in aantocht, moeten we proberen om in beweging te blijven, elkaar in de gaten te houden en dan toch maar een (extra) virtuele koffiepauze inlassen. Met lekkere koffie…

              

Dit artikel is gepubliceerd in het vaktijdschrift PIV Bulletin 2020
Door Mr. I.K. Verhoeks, Schade Advocatuur

 

Voetnoten:

[1] Onderzoek CNV oktober 2020. https://www.cnv.nl/actueel/nieuws/nieuwsdetail/cnv-onderzoek-thuiswerker-vaker-last-van-fysieke-klachten/

[2] Idem. Zie ook het bericht van fysiotherapeuten die een forse toename zien van klachten die het gevolg zijn van thuiswerken (https://nos.nl/artikel/2345833-fysiotherapeuten-zien-meer-fysieke-klachten-door-thuiswerken.html).

[3] HR 11 november 2005, NJ 2008/460. Zie ook HR 8 februari 2008, NJ 2008/93 (Lagrauw/Van Schie).

[4] Aldus HR 22 januari 1999, NJ 1999/534, r.o. 3.3, m.nt. P.A. Stein (Stichting Reclassering/S.). Ook in latere rechtspraak heeft de Hoge Raad het belang van zeggenschap voor de zorgplicht benadrukt (zie HR 17 december 2004, NJ 2006/147 (Hertel/zonden van der L.).

[5] T. Hartlief e.a, Verbintenissenrecht uit de wet en schadevergoeding (SBR 5), 2018/188. In het kader van gevaarzetting wordt aansluiting gezocht bij de gezichtspunten zoals neergelegd in het Kelderluik-arrest [(HR 5 november 1965, NJ 1966/136, m.nt. G.J. Scholten (Kelderluik); zie voor toepasselijkheid bij art. 7:658 BW HR 11 november 2005, NJ 2008/460 (Bayar/Wijnen).

[6] HR 12 december 2008, NJ 2009/332 (Maatzorg/Van der Graaf).

[7] HR 5 november 2004, NJ 2005/215 (De Lozerhof/Van Duyvenbode). Hoewel de Hoge Raad overwoog dat de werkgever aansprakelijk was, zou men ook kunnen betogen dat deze uitkomst anders zou zijn geweest op het moment dat er in rechte andere verweren werden aangevoerd. Het is immers de vraag of hier sprake was van een ‘gevaarlijke situatie’, nu men in een thuissituatie ook een deur tegen zich aan kan krijgen. Zie verder HR 25 juni 1993, NJ 1993/686 m.nt. PAS (Erven Cijsouw/De Schelde). De werkgever betoogde dat zich hield aan alle voorschriften op het gebied van asbest. Dit betekent niet dat je hiermee je zorgplicht als werkgever hebt vervuld.

[8] De werkgever voldeed niet aan de gestelde Arbo-nomen, zie HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717, NJ 2014/98 (SVB/Van de Wege; RSI klachten).

[9] HR 12 september 2003, NJ 2004/177 (Peters/Hofkens).

[10] Rb Maastricht 6 februari 2004, ECLI:NL:RBMAA:2004:AO3244.

[11] Tot het arrest van 11 maart 2005 was de literatuur verdeeld over de vraag of art. 7:658 BW van toepassing was op psychische schade. Zie HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6657, NJ 2010/309, m.nt. Hartlief (ABN AMRO/Nieuwenhuys); zie tevens HR 3 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2619 (X/Dow Benelux).

[12] S.D. Lindenbergh, AV&S 2003, p. 18.

[13] Zie M.S.A. Vegter, Vergoeding van psychisch letsel door de werkgever (diss. VU) 2005, p. 469 e.v. ; S.D. Lindenbergh, AV&S 2003, p. 18.

[14] De werknemer hoeft de normschending niet aan te tonen, aldus HR 10 december 1999, NJ 2000/211 (Fransen/Pasteur ziekenhuis).

[15] Zie B. Sorgdrager, ‘Rugklachten een beroepsziekte’, TVP 2005, p. 54.

[16] Zie ook S.D. Lindenbergh, Arbeidsongevallen en beroepsziekten (Mon. Privaatrecht nr. 13,) Deventer Wolter Kluwer 2016, p. 57 – p. 59.

[17] Zie bijvoorbeeld HR 17 november 2000, NJ 2001/596 (Unilever/Dikmans); HR 23 juni 2006, NJ 2006/354 (Havermans/Luyckx); HR 9 januari 2009, NJ 2011/252 (Landskroon/BAM; rugklachten); HR 5 juni 2009, RvdW 2009/691 (Nieuwenhuys/ABN AMRO; burnout); HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717, NJ 2014/98 (SVB/Van de Wege; RSI klachten) en HR 7 juni 2013, NJ 2014/99 (Lansink/Ritsma; gevaarlijke stoffen).

[18] T. Hartlief e.a, Verbintenissenrecht uit de wet en schadevergoeding (SBR 5), 2018/191.

[19] Zie HR 17 november 2000, NJ 2001/596, m.nt. W.D.H. Asser (Unilever/Dikmans); HR 17 december 2004, NJ 2006/147, m.nt C.J.H. Brunner (Hertel/Van der Lugt); HR 23 juni 2006, NJ 2006/354 (Havermans/Luyckx).

[20] In HR 2 februari 2007, NJ 2007,92 (Juresta) heeft de HR de omkeringsregel sterk ingeperkt. Zie ook HR 7 juni 2013 (SVB/Van de Wege en Lansink/Ritsma), waarin werd overwogen dat de omkeringsregel niet wordt toegepast als het verband tussen de gezondheidsschade en uitoefening van werkzaamheden in het kader van art. 7:658 BW “te onzeker of te onbepaald is”.

[21] A.J. Verheij, Onrechtmatige Daad (Mon. BW) 2019, p. 74.

[22] HR 7 juni 2013, NJ 2014/99 (Lansink/Ritsma).

[23] Conclusie AG Valk, ECLI:NL:PHR:2020:714 voor vervolg van HR 7 juni 2013 (Lansink/Ritsma).

[24] HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717, NJ 2014/98 (SVB/Van de Wege). Zie anders Spier in zijn conclusie voor HR 7 juni 2013, NJ 2014, 98 onder 4.16.3-4.18 en 5.22.; Anders C.J.M. Klaassen in ‘Enkele opmerkingen en keuzes wat betreft het bewijs van het functioneel verband bij beroepsziekten en de rol van A-G Spier in dit verband’, Deventer: Wolters Kluwer, p. 187-203.

[25] Zie ook HR 17 november 2000, NJ 2001/596 (Unilever/Dikmans); HR 23 juni 2006, NJ 2006/354 (Havermans/Luyckx); HR 9 januari 2009, NJ 2011/252 (Landskroon/BAM).

[26] Zie in dit verband nader C.J.M. Klaassen die opmerkt dat het enkele “kunnen” zijn ontstaan van de klachten door de werkzaamheden niet voldoende is: C.J.M. Klaassen, ‘Enkele opmerkingen en keuzes wat betreft het bewijs van het functioneel verband bij beroepsziekten en de rol van A-G Spier in dit verband’, Deventer: Wolters Kluwer, p. 187-203.

[27] Zie nader C.J.M. Klaassen, Schadevergoeding: algemeen 2 (Mon. BW, nr. B35) 2017, p. 78. Hoewel dit ‘criterium’ in het RSI-arrest en HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7264, NJ 2012/669 (Erven Gynaecoloog/ouders en kind) niet is overgenomen, doet dit aan de oudere rechtspraak niet aan af.

[28] HR 7 juni 2013, NJ 2014/99, m.nt. T. Hartlief (Lansink/Ritsma).

[29] Conclusie AG Valk, ECLI:NL:PHR:2020:714 voor vervolg van HR 7 juni 2013 (Lansink/Ritsma).

[30] Zie de verwijzingen in de conclusie AG Valk (r.o. 3.6), ECLI:NL:PHR:2020:714 voor vervolg van HR 7 juni 2013 (Lansink/Ritsma).

[31] A-G Spier in zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2013:BZ1721) vóór het verwijzingsarrest, onder 6.28.3.

[32] Zie daarover uitvoerig de noot van Hartlief onder HR 7 juni 2012, NJ 2014/99 (blootstelling gevaarlijke stoffen).

[33] A-G Drijber in zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2017:1432) vóór HR 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:536, NJ 2018/291 m.nt. J. Spier, onder 3.12.

[34] HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3514, NJ 2011/311.

[35] https://nos.nl/artikel/2261172-twee-miljoen-mensen-hebben-last-van-hun-rug-of-nek.html

[36] https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/nek-en-rugklachten/cijfers-context/oorzaken-en-gevolgen#node-oorzaken-rugklachten

[37] Rb Rotterdam 3 april 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3000.

Schade Advocatuur B.V.

Wij zijn een niche kantoor in aansprakelijkheidsrecht, schadevergoeding, letselschade en verzekeringen. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. En dat geeft ons focus. Elke dag weer.

Lees meer over ons