Verjaring en WAM

leestijd 1 minuut

 

Verhaalsrecht van de verzekeraar en verjaring


Art. 15 lid 1 WAM geeft aan de WAM-verzekeraar, die aan de benadeelde schade heeft vergoed terwijl de polis geen dekking bood, verhaal op de aansprakelijke persoon, tenzij deze niet de verzekeringnemer is, maar dan weer wel als deze niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. Bij toepassing van art. 15 WAM is dus bepalend of de aansprakelijke persoon al dan niet de verzekeringnemer is. In het eerste geval is verhaal zonder meer mogelijk: de verzekeringnemer kan immers, als contractuele wederpartij van de WAM-verzekeraar, geen dekking ontlenen aan de polis als dekking hierin is uitgesloten. Is de aansprakelijke persoon niet de verzekeringnemer, dan gaat dat niet zonder meer op. Op hem kan in beginsel geen verhaal worden genomen, tenzij “hij niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt”.

 

Hoe zit het met verjaring ex art. 15 WAM?


Maar hoe zit het met de verjaring van een vordering op grond van art. 15 WAM? Hierover wees de Rechtbank Limburg op 21 februari 2024 een interessante uitspraak. De rechtbank overweegt dat:

De verzekeraar op grond van art. 15 lid 1 WAM een zelfstandig, wettelijk verhaalsrecht krijgt op het moment dat hij tot uitkering aan de benadeelde overgaat;

  • De verhaalsvordering op grond van art. 15 lid 1 WAM moet worden gekwalificeerd als een vordering tot vergoeding van schade als bedoeld in art. 3:310 BW, waarvoor een relatieve verjaringstermijn van 5 jaar geldt;
  • Niet de kennis van de WAM-verzekeraar, maar die van de direct benadeelde (aan wie de verzekeraar de schade heeft vergoed) is doorslaggevend voor de vraag wanneer de relatieve verjaringstermijn aanvangt;
  • Bij een ongeval dat voortdurende schade veroorzaakt, geldt dat de vijfjarige verjaringstermijn aanvangt op het moment van het ongeval. Op dat moment is de direct benadeelde bekend met de schade, ook met die schade waarvan hij redelijkerwijs kon verwachten dat hij die als gevolg van hetzelfde ongeval zou kunnen gaan lijden, omdat in zoverre sprake is van afzonderlijke elementen van de al ingetreden schade;
  • Een beroep op verjaring is een bevrijdend verweer. Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv is het aan degene die een beroep doet op verjaring om verjaring te stellen en zo nodig bewijzen. Een geslaagd beroep op verjaring doet de rechtsvordering tenietgaan.

 

Vordering regresnemende verzekeraar is verjaard
 

Uiteindelijk besliste de rechtbank in deze zaak dat de vordering van de regresnemende verzekeraar was verjaard. Hij kon niet bewijzen dat hij zijn vordering (tijdig) had gestuit en werd ook niet toegelaten tot nadere bewijslevering door de rechtbank.

 

Wat leren we van deze uitspraak?
 

De les voor verzekeraars is dus om tijdig te stuiten, dat wil zeggen (veiligheidshalve) in ieder geval binnen vijf jaar na het ontstaan van het ongeval. Immers, het moment van betalen aan de benadeelde is niet bepalend voor het aanvangen van een (eigen) verjaringstermijn, zoals dat bijvoorbeeld wél het geval is bij een verhaalsvordering op grond van hoofdelijke aansprakelijkheid (zie HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784 (ASR/Achmea)).

 

 

Meer weten over specifieke verjaringskwesties? Neem contact met ons op en wij informeren u graag.

Schade Advocatuur B.V.

Wij zijn een niche kantoor in aansprakelijkheidsrecht, schadevergoeding, letselschade en verzekeringen. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. En dat geeft ons focus. Elke dag weer.

Lees meer over ons