Geld verkregen uit crowdfundingsactie

leestijd 1 minuut

Hoge Raad 17 oktober 2023

Het is een fenomeen van deze tijd dat wie zich bezighoudt met het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht niet meer kan volstaan met enkel aandacht voor civiele zaken. Er is in toenemende mate actie te zien in het strafrecht.

Een bekend recent voorbeeld hiervan is HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR2022:958, NJ 2023/285. Dit is een door de strafkamer van de Hoge Raad gewezen arrest. In dit arrest kwam de HR gedeeltelijk terug op de vereisten voor shockschade zoals hij die had geformuleerd in zijn Taxibus-arrest, HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2002/240 en preciseerde hij die vereisten. Zo liet de Hoge Raad de eis vallen dat voor het bewijs van shockschade een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vereist. Ook het confrontatievereiste uit het Taxibus-arrest werd door de strafkamer van de HR verzacht, waardoor benadeelden eerder hieraan kunnen voldoen. Ik heb het arrest van 28 juni 2022 in een eerdere editie van dit blad behandeld.

Zoals aangegeven, op 17 oktober 2023 was het weer de strafkamer van de Hoge Raad die een voor het burgerlijk recht relevante uitspraak deed.

Wat was het geval? Een van zijn echtgenote gescheiden vder hield zijn drie minderjarige kinderen bij zich in Turkije. Daarmee onttrok hij de kinderen aan het gezag van hun moeder. Dat leidde tot strafrechtelijke vervolging van de man in Nederland. Het hof had de man veroordeeld voor het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig over hem gestelde gezag, meermalen gepleegd.

 De moeder had zich in de strafzaak als benadeelde partij gevoegd. Die positie bood haar de mogelijkheid om de door haar geleden schade in de strafzaak te vorderen van de man. De strafrechter beoordeelt die vordering en doet die af als de vordering (of onderdelen daarvan) die niet leidt tot te veel vertraging in de strafzaak. Leidt (het onderdeel van) de vordering naar het oordeel van de strafrechter tot te veel vertraging, dan verklaart hij de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk. Daarmee is dan weliswaar de strafrechtelijke kous afgedaan, maar kan de benadeelde dat deel van de in de strafprocedure niet vergoede schade (omdat die niet-ontvankelijk is verklaard) in een civiele procedure alsnog van de dader vorderen.

 

De moeder vorderde als benadeelde partij in de strafzaak onder meer vergoeding van de kosten van een door haar ingeschakelde Turkse advocaat. Deze had voor zijn werkzaamheden uiteraard gedeclareerd en wel voor een bedrag van 19.834 euro.

De moeder had om de kosten die zij moest maken om haar kinderen terug te krijgen, een crowdfundingsactie opgezet. De crowdfunding had 18.126 euro opgeleverd. Dat was niet voldoende om alle kosten en schade te dekken, want die bedroegen volgens de moeder 29.197,90 euro aan materiële schade en 7.000 euro aan immateriële schade.

De (strafkamer van) de rechtbank had 25.328,32 euro toegewezen, waarvan 21.828, 32 euro aan materiële schade. De man voerde bij het hof als verweer tegen de kosten van de Turkse advocaat dat onnodig veel kosten waren gemaakt door de manier waarop geopereerd en geprocedeerd was. Bovendien heeft de vrouw via crowdfunding een bedrag van 18.126 euro opgehaald zodat zij die kosten niet opnieuw in deze procedure kan vorderen, stelde hij. De vrouw had aangevoerd dat zij het geld zou terugbetalen aan de schenkers of aan een goed doel zou schenken. De advocaat van de man vergeleek daarop de crowdfunding met een soort verzekering. Daarbij is niet van belang of dat geld terug wordt betaald aan de gevers of aan een goed doel wordt besteed, stelde hij.

Civielrechtelijk is dit een beroep op voordeelsverrekening zoals bedoeld in art. 6:100 BW.

‘Heeft een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet, voor zover dit redelijk is, dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening worden gebracht.’

Het hof zag geen aanleiding om rekening te houden met de gelden die de benadeelde partij via crowdfundig heeft ontvangen, nu het hierbij gaat om giften waarvan het voordeel niet aan verdachte behoeft toe te komen.

In cassatie voerde de man onder meer aan dat het vaste rechtspraak is dat op een toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding een door een verzekering uitgekeerd bedrag in mindering wordt gebracht. Advocaat-generaal Keulen maakt hiervan gehakt. Hij schrijft dat als de man hiermee wil betogen dat een uitkering uit een schadeverzekering en een uitkering uit vrijgevigheid beide en op dezelfde voet bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening dienen te worden gebracht, dit betoog uitgaat van een onjuiste interpretatie van art. 6:100 BW. Keulen legt uit dat een uitkering uit een schadeverzekering ertoe leidt dat de schade in zoverre is vergoed. De schadeverzekeraar subrogeert door de uitkering in de rechten die het slachtoffer had tegen de aansprakelijke persoon. Het slachtoffer kan die schade niet langer verhalen op de man in zoverre hij geen vorderingsrecht meer heeft. Van in rekening brengen van voordeel als bedoeld in art. 6:100 BW is in dat geval geen sprake.

In deze zaak bestaat het door de benadeelde partij ontvangen bedrag uit giften. De schenkers hebben daardoor geen (zelfstandig of gesubrogeerd) vorderingsrecht op de man. Het vorderingsrecht van de benadeelde partij wordt door deze giften niet aangetast. De advocaatgeneraal vindt het oordeel van het hof daarom niet onbegrijpelijk en niet onjuist.

 

 

 

 

Geld verkregen uit crowdfundingsactie

  • Art. 6:100 BW
  • Verrekenen van giften 

Wilt u meer lezen?

Bekijk ons hele team waar we dag en nacht mee voor u klaar staan

De HR citeert art. 6:100 BW en vervolgt:

‘Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat het niet redelijk is om bij de vaststelling van de door de verdachte te vergoeden schade rekening te houden met het bedrag van € 18.126,-, dat de benadeelde partij heeft ontvangen in de vorm van giften van derden ter bestrijding van de kosten die zij heeft moeten maken als gevolg van het bewezen verklaarde. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.’

Aldus bevestigde de strafkamer van de HR de in de civielrechtelijke literatuur heersende opvatting over het al dan niet verrekenen van giften aan de schadelijdende partij als opkomend voordeel in de zin van art. 6:100 BW.

Mr. R. (Rob) Meelker

De auteur is Advocaat Verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht en partner bij Schade Advocatuur te Hilversum.

Gepubliceerd in de Beursbengel december 2023

Wilt u meer lezen?

Bekijk ons hele team waar we dag en nacht mee voor u klaar staan

Schade Advocatuur B.V.

Wij zijn een niche kantoor in aansprakelijkheidsrecht, schadevergoeding, letselschade en verzekeringen. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. En dat geeft ons focus. Elke dag weer.

Lees meer over ons